Boter van boerderij naar fabriek
maandag, februari 25th, 2008
Op 20 januari 1908 werd de coöperatieve zuivelfabriek van Uffelte in gebruik genomen. De officiële naam luidde ‘Coöperatieve Landbouwvereniging voor boterbereiding en aanschaffing van veevoeder en kunstmeststoffen algemeen belang Uffelte’. Maar door de mensen in het dorp werd het gewoon ‘de febriek’ genoemd.
Dit was niet de eerste boterfabriek in Uffelte. Al in 1896 startte Klaas Snijder aan de Dorpsstraat de particuliere boterfabriek ‘Zeldenrust’. Eerst als een handkrachtfabriekje maar na een half jaar maakte hij al gebruik van een stoommachine, net zoals de werkwijze van de latere coöperatieve fabriek. Rond 1902 stopte Snijder met zijn fabriekje. Waarschijnlijk is het tot 1908 overgenomen door de gebroeders Kingma uit Meppel.
Tot de komst van de fabriekjes was het gebruikelijk dat de volle melk op de boerderij werd gekarnd tot boter (in Drenthe vond er nagenoeg geen kaasbereiding plaats). Zoals hier op een romantische schoolplaat van Cornelis Jetses wordt uitgebeeld.
Op de plaat is een zeer schone omgeving te zien, de werkelijkheid is hoogstwaarschijnlijk anders geweest. De melk werd in zure toestand gekarnd en moest daartoe enkele dagen blijven staan om spontaan zuur en dik te worden. Omdat dit proces bij een te lage temperatuur niet goed verliep werd de karnton ’s winters vaak in de koestal bij de koeien geplaatst, dit droeg bij aan een pikante geur van de boter.
Op de Jetsesplaat wordt met de hand gekarnd. Op wat grotere boerenbedrijven vond het karnen plaats door middel van een rad waar een hond in geplaatst werd. Op de hele grote bedrijven werd daarvoor een paard gebruikt.
Het vervaardigen van boter was het werk van de boerinnen. Zij gingen met de boter naar de zogenaamde ‘boterdragers’, boterhandelaren, waar zij de boter konden ruilen tegen kruidenierswaren. Met de opkomst van de fabriekjes, onder meer door de landbouwcrisis in de tweede helft van de negentiende eeuw en internationale economische ontwikkelingen, werd dit werk hen ontnomen. De Drentse boerinnen protesteerden heftig, zij konden niet geloven dat de fabrieksmannen hun werk beter zouden doen. Maar dit protest was tevergeefs.
Dit was slechts één van de moeilijkheden die bij de start van de fabriekjes overwonnen moest worden. Een andere was de aanvoer van de melk en het terugbezorgen van de ontroomde melk, waar het jong vee en de varkens mee gevoed werden, naar de boerderijen. De boeren of hun knechten en meiden brachten in de begintijd de melk zelf met een kar naar de fabriek. Heel vaak was dat een hondenkar.
Maar het was natuurlijk efficiënter, zowel voor de boeren als de fabriek, om dit door één persoon, die de boerderijen langs ging, te laten uitvoeren. Zo is het beroep van melkrijder ontstaan. Soms maakte die nog gebruik van een hondenkar, maar toch steeds vaker van paard en wagen. Zoals hier te zien is voor de fabriek in Uffelte in 1920.
En ook die werd op den duur vervangen door gemotoriseerd vervoer. In 1925 was dit een zeer moderne melkrijder.
De veranderingen die de boterfabrieken brachten in het boerenbedrijf waren enorm. Doordat de melkrijder op vaste tijden langskwam ging men de koeien ook met een vaste regelmaat melken. Bovendien begon men meer koeien te houden, omdat men nu de melk kon afzetten. Ze werd niet alleen meer gebruikt om boter van te maken om tegen kruidenierswaren te ruilen, het varken mee te voeren en zelf te drinken, maar het werd een belangrijke bron van geldelijke inkomsten. Door de toegenomen veestapel vermeerderde ook de behoefte aan hooi en stro als wintervoeding en daarmee stegen de prijzen van groen- en bouwlanden. Bovendien steeg het gebruik van kunstmest om de oogst te vergroten. Kortom de boterfabrieken zijn de aanjagende factor geweest van de moderne veehouderij.
‘De febriek’ in Uffelte, gelegen tussen de Lindenlaan en de Rijksweg langs de Drentsche Hoofdvaart, is tot 1969 in gebruik geweest. Van het complex is eigenlijk nog alleen het voorste gedeelte oorspronkelijk. Veel is er veranderd of onder de slopershamer gesneuveld, zo ook de kenmerkende schoorsteen. In 1945 zag de fabriek er zo uit.
De Uffelter fabriek is, als zovele kleine coöperatieve zuivelfabrieken in de Drentse dorpen, opgegaan in het grote DOMO zuivelconcern. Begin jaren tachtig is de Drentse Domo gefuseerd met het Friese Frisco. Na nog een aantal fusies in de jaren negentig met onder andere CCFriesland en Coberco ontstond Friesland Dairy Foods. Nu fuseren ook Frieslands Foods en Campina, waardoor er uiteindelijk op de heel divers begonnen coöperatieve zuivelmarkt nog maar één grote speler overblijft, die 80% van de Nederlandse melk verwerkt. Maar die heeft wel het hoofdkantoor in Meppel, Drenthe.
Bronnen:
- Oosting, J. (samensteller), Eén mo(nu)ment voor uw monumentale omgeving, "Historische Vereniging Havelte e.o.", 1997
- Historische Vereniging Havelte e.o. De zuivelfabrieken in Havelte, Uffelte en Wapserveen.
- Zuivelhistorie Drenthe
- Friesch Dagblad Nederlandse zuivelcoöperaties uitgefuseerd