Al tienduizenden jaren spelen honden een belangrijke rol in het leven van mensen. Afstammelingen van de wolf, die in de nabijheid van nederzettingen gingen leven van het menselijk afval, bleken allerlei nuttige functies voor de mens te kunnen vervullen. Archeologische vondsten tonen waarschijnlijk waardering voor de hond, zoals deze 6000 jaar oude Perzische drinkbeker en een voorbeeld van een afbeelding uit de Egyptische oudheid.
Langzaam maar zeker ontwikkelden zich door een bepaalde mate van selectief fokken allerlei verschillende groepen honden. Die groepen ontstonden door het werkdoel dat mensen met de dieren hadden. Honden voor de jacht, het hoeden van het vee, bewaking van het erf, het trekken van vrachten, vermaak en gezelschap.
Men combineerde honden die goed waren in een bepaald soort werk. Uiterlijk gingen die honden vanzelfsprekend steeds meer overeenkomsten vertonen. Maar dat was niet het doel van het fokken, alleen de functionaliteit voor het werk telde. En als dat nodig was werden honden uit andere werkgroepen gebruikt om bepaalde eigenschappen te verbeteren of te veranderen. Er ontstonden ook streekeigen soorten werkhonden, die wel overeenkomsten hadden met de honden voor hetzelfde werk in een andere gebied, maar juist meer toegespitst waren op de plaatselijke omstandigheden.
In zekere zin was er sprake van rassen, maar niet in de beperkende betekenis die we er nu aan verbinden. Die strikte scheiding tussen groepen en typen honden ontstond pas zo’n 160 jaar geleden in Engeland.
Halverwege de negentiende eeuw, het Victoriaanse tijdperk, ontstond het fenomeen hondenshow. Daarbij ging men vaststellen welke honden wel of niet tot een ras behoorden. Dat vaststellen gebeurde aan de hand van een ’standaard’. De mooiste hond, althans wat men toen de mooiste vond, werd beschreven en de honden op de shows werden beoordeeld aan de hand van de kenmerken van die hond. En dat waren niet de werkeigenschappen, maar vooral uiterlijke kenmerken. Bestond een ‘ras’ eerst nog uit zowel honden met spitse oren als tiporen, als het voorbeeld voor de standaard een tipoor had dan vielen alleen nog die honden in de prijzen die tiporig waren. Hun werkeigenschappen, die altijd doorslaggevend geweest waren, verdwenen hiermee uit beeld
Er ontstonden rasverenigingen en stamboeken. En omdat een groep honden, die eerst op functionaliteit bij elkaar hoorde, vanzelfsprekend qua uiterlijk niet allemaal onder dezelfde standaard kon vallen, ontstonden er nog meer rasverenigingen met eigen standaarden en stamboeken. Een groep honden, die eerst bij elkaar hoorde, viel door iets onbelangrijks, om bij het oorvoorbeeld te blijven, als tipoor of spitsoor uiteen.
De rage van hondententoonstelling waaide ook over naar Amerika. In Harper’s Weekly verscheen in mei 1880 deze spotprent, getiteld ‘The Dog Congress - Candidates for the Bench Show’ .
De stamboeken die in die tijd werden opgezet werden al heel spoedig gesloten. Slechts een relatief kleine groep honden, die zo dicht mogelijk de opgestelde standaard benaderde, werd geregistreerd. Alleen honden die afstamden van twee stamboekhonden werden van dan af beschouwd als raszuiver.
Raszuiver, een begrip dat in de Victoriaanse maatschappij aan waarde won. Waren het eerst eeuwenlang de adellijke en vorstelijke dynastieën, die binnen eigen kring trouwden en daarbij incest niet uit de weg gingen, in de negentiende eeuw verbreidde het zich verder tot volken en zelfs tot het fokken van dieren en niet alleen honden, ook vee moest raszuiver worden. Dat de leden van de koningshuizen er niet gezonder op werden zag men over het hoofd. Hemofilie, mentale stoornissen, lichamelijke deformaties waren al bijna een normaal verschijnsel binnen de koningshuizen van verschillende landen.
Helaas, want ook met het fokken van honden werd inteelt heel normaal en zelfs de aanbevolen en gangbare manier bij de rashond, die nu een feit was. Er werd doorgefokt met de nakomelingen van het kleine groepje honden waar men het stamboek mee begonnen was. Winnen op de shows werd het hoogst haalbare. Een fokker telde pas mee als hij/zij showkampioenen had en er werd eigenlijk alleen nog gefokt met die kampioenen.
En deze wijze van fokken bleef niet beperkt tot Engeland, al snel werd elders in de Westerse wereld het Engelse systeem overgenomen. Ondanks de spotprent in Harper’s vonden ook in New York jaarlijks hondententoonstellingen plaats, zoals in Madison Square Garden in 1899.
Wie zich in de hedendaagse rashond gaat verdiepen komt tot een verbijsterende ontdekking. Het gehele systeem zoals dat bedacht is in het Victoriaanse Engeland bestaat nog steeds. Ondanks de enorme toename van kennis op het gebied van genetica zijn de rasverenigingen en de fokkers angstvallig vast blijven houden aan raszuiverheid, gesloten stamboeken, inteelt, fokken met alleen showkampioenen. Het zal niet verbazen dat het na anderhalve eeuw slecht gaat met de rashonden, met sommige rassen helaas heel beroerd. Zo beroerd zelfs dat er meer ongezonde honden geboren worden dan gezonde, maar ze zijn wel ‘mooi’.
Slechts een klein groepje fokkers streeft naar verandering, naar aanpassing van de fokkerij aan de hedendaagse kennis, naar gezonde honden. Ze stuiten keer op keer tegen een conservatieve muur, tegen een muur van fokkers en rasverenigingen die uiterlijk en achterhaalde tradities laten preveleren boven gezonde, zowel fysiek als mentaal, honden.
De foto van je winnende hond in het kynologenblad is nog steeds het hoogst haalbare, net zoals dat in 1870 het geval was met deze honden die gewonnen hebben op de show in Glasgow.